Ingenomen met betekenis
ge·no·men (bijvoeglijk naamwoord) 1 met iets ingenomen zijn tevreden, blij i n·ne·men (nam in, heeft ingenomen) 1 gebruiken: een medicijn innemen 2 (ruimte) in beslag nemen: veel plaats innemen; een bepaald standpunt innemen 3 veroveren: een stad innemen 4 gestemd maken; iem.